donderdag 19 juli 2007

Ons lied voor Renee

Op een mooie lentemiddag in Casa Lupos Posse, in de tijd dat Renee Kunnen hier woonde en regelmatig de deur uit ging om te werken, zaten Thomas Wolff en Gijs van der Neut in de huiskamer te sjillen met een gitaar. Toen Renee de voordeur opende en na het werk naar de keuken liep voor een koud drankje - ongetwijfeld bier - zette Thomas een nieuw lied in. Zat het in de lucht, werd het ingegeven door de Geest, of kwam het uit de onuitputtelijke bron van flauwe, doch immer rijmende liedjes en versjes van broeder Lupos? Vermoedelijk het laatste.

Het akkoord (accoord? ackoord?) was een A, en de tekst luidde:

Renee, wat ben je toch een kerel!
Met je háár, en je hoofd.
Renee...


De tekst die volgde is verloren gegaan, en wisselde iedere keer dat broeders Lupos en Neutius het lied zongen, of dat thans probeerden.

Toen het afscheid van Renee naderde, gaf hij een van zijn typische, zeer onsubtiele hints, dat hij een compleet lied van ons verwachtte. Korte tijd laten staken wij onze koppen bij elkaar en schreven een lied. Helaas raakte één van ons de tekst kwijt, en hebben wij een nieuw derde couplet moeten schrijven. De aanwezigen van het afscheidsfeest zullen de melodie kennen, voor anderen zal die altijd een raadsel blijven. Enfin, hier is de tekst van het lied, gevolgd door het originele derde couplet.

Renee, wat ben je toch een kerel

We wonen in huisje, J.S. de Rijkstraat 4 (BIS!)
We wonen met z'n drieën, het is altijd gezellig hier.
Maar nu ga jij vertrekken, naar een heel ver land.
We gaan je misschien wel missen, ook al was je soms irritant.
Maar Renéé, jij wil hier niet blijven, jij zal straks echt gaan.
Soms kónden we je wel schieten, daarom gaan we je zo slaan.

Refrein:
Renee, wat ben je toch een kerel.
Met je háár, en je hoofd.
Renee, jij gaat zo vertrekken.
Maar dit liedje hadden wij jou nog beloofd.

Je beloofde een frituurpan, die hebben we nooit gezien.
Je hield wel van een biertje, en soms nam je er wel tien.
Studeren deed je zelden, slapen des te meer.
Maakten we je wakker, dan ging je hard te keer.
Maar bídden elke ochtend, dat vond jij wel best.
En wás het afgelopen, lag jij weer in je nest.

(refrein)

Jij had ook een Apple, die was heel errug duur.
Als wij die gebruikten, dan waren de rapen zuur.
Je hield ook van begraven, dat deed je iedere dag.
Schuift dat nog een beetje, als ik dat vragen mag?
Maar Renéé, hier is nu het einde, jij gaat ervandoor.
We gáán je ... missen, want we vonden je best leuk hoor.

(refrein 2x)


Tot slot het originele, verloren gewaande derde couplet:

Je bijnaam was hier Zalfje, van die frikandel.
Ja, zo'n lange met zalf, dat lustte Renee wel.
Dan heb je nog die Apple, daar was je zuinig op.
Als wij hem misbruikten, krijgen wij op onze kop.
Maar Renéé, af en toe wat mailen, wat kan dat voor kwaad?
Maar wat kán het nu nog schelen: jij staat zo op straat!

Geen opmerkingen: